Shingles aanbrengen

Shingles worden aan het dak vastgezet met speciale nieten of nagels. De bevestigingen komen links en rechts op ongeveer 30 mm boven de inkeping in de shingle. Pas op dat er geen nagels komen waarde kleefpunten zitten.
Op daken met een helling van minder dan 6o° moet u elke shinglestrook op 6 plaatsen vastzetten, 2 bij elk poortje. Op steilere daken moeten extra bevestigingen in beide bovenhoeken van elke shinglestrook worden aangebracht.
Om ervoor te zorgen dat u de shingles netjes op één lijn aanbrengt, zet u op de afstanden waarop de shingles worden aangebracht zowel horizontaal als verticaal lijntjes op het dak. Een vakman gebruikt hiervoor een smet- of slaglijn. Dit is een speciaal koord dat wordt bewaard in een doosje met krjtpoeder of iets dergelijks. De smetlijn wordt strak gespannen en daarna opgetild. Als het touwtje losgelaten wordt, slaat het een rechte lijn op het dak.
Als u niet over een smetlijn kunt beschikken, kunt uviltstift, krijt of potlood bij het aftekenen gebruiken. Bij het verdelen van het dakoppervlak begint u in het midden van het dak. De shingles bevestigt u zodanig op het dak dat de poortjes van de onderliggende shingle precies onder het midden van een ‘tab’ vallen (zie tekening). Op die tekening is ook aangegeven op welke plaatsen u moet nieten of spijkeren.

U begint met het aanbrengen aan de onderzijde en elke volgende laag komt dus dakpansgewijs op de vorige. Maar eerst brengt u de dakgoten aan. Over de achterkant van de goot brengt u voetlood aan dat ten minste 30 mm in de goot doorsteekt. Het voetlood mag niet zo lang zijn dat het in het water hangt. Door ‘capillaire’ werking kan dan water omhoogkomen, dat lekkage kan veroorzaken. Gebruik stroken voetlood van maximaal i m lang, en 120 tot 150 mm breed, die elkaar 8o mm overlappen. Het lood spijkert u op het dakviak bij voorkeur met koperen nagels vast op een onderlinge afstand van ongeveer 1oo mm.
Eerst brengt u de ‘voetshingles’ aan. Voetshingles maakt u door van een shinglestrook het gedeelte tot de bovenkant van de inkeping af te snijden. Daarna brengt u de voetshingles omgekeerd aan, dit wil zeggen dat de bovenrand naar onder wijst. Hiermee bereikt u dat ook de onderste rij shingles uit twee lagen bestaat.
De onderrand van de voetshingle reikt tot 10 mm boven de onderrand van het dakschild. De nagels waarmee u ze vastzet, moeten ten minste 25 mm uit de dnderrand komen, zodat ze worden afgedekt door de volgende rij shingles.
Vaak wordt er ook nog een voetlatje aangebracht. Dit is een driehoekig latje dat de dikte van een shingle heeft. Dit zorgt ervoor dat de onderste rij shingles in dezelfde lijn loopt als de rest van de shingles.
Na het leggen van elke rij moet de (hobby)brander of heteluchtblazer eraan te pas komen. Daarmee verwarmt u de kleefnokjes even, waarna u de verwarmde shingle goed aan- drukt om er zeker van te zijn dat het goed plakt.